Geothermie vaak nog onontgonnen terrein

Gepubliceerd 13 december 2017

Waar lopen provincies, gemeenten en waterschappen tegenaan wanneer zij ruimte willen bieden aan geothermie in stedelijk en landelijk gebied? Dat is de centrale vraag van de inventarisatie van kennisvragen die bij decentrale overheden spelen op het gebied van geothermie.

Frank Schoof voerde dit onderzoek ‘Inventarisatie van kansen en belemmeringen van Geothermie in stedelijk en landelijk gebied’ uit in opdracht van het Uitvoeringsprogramma Bodem en Ondergrond. Eind november verscheen zijn onderzoeksrapport.

Kennisvragen decentrale overheden in beeld

Energietransitie is volop zichtbaar. Althans bovengronds in de vorm van onder meer windmolens en zonnepanelen of zonnevelden. Over bovengrondse alternatieven voor fossiele brandstoffen is ook al erg veel kennis beschikbaar. “Anders ligt dat bij de ondergrond”, vertelt Henk Driessen, die vanuit het Uitvoeringsprogramma het onderzoek van Schoof begeleidde. “Als het bijvoorbeeld gaat over geothermie moet nog heel veel kennis ontwikkeld worden. Dat is naast technische kennis ook kennis in de governance-sfeer. Wanneer je die kennisvragen op landelijke schaal oppakt, in plaats van lokaal of regionaal, is dat efficiënter. Niet iedereen hoeft dan zijn eigen wiel uit te vinden.”

Behoefte aan kennis

“Hoe ga je aan de slag met ultradiepe geothermie? Wat zijn de financiële risico’s? Is het haalbaar en loont het? En hoe sluit je vervolgens een woonwijk aan op een warmtenet? Dat zijn allemaal vrij complexe en nieuwe vragen, waar decentrale overheden nog niet zo in thuis zijn”, schetst Driessen. “Maar de behoefte aan kennis om afwegingen te kunnen maken, is er wel degelijk.”

Schoof vult aan: “De studie is bedoeld om in kaart te brengen wat je als gemeente of provincie of waterschap tegenkomt wanneer je ofwel zelf met geothermie aan de slag gaat, of wanneer een derde partij – zoals een glastuinbouwer – dat wil doen. In dat laatste geval is een gemeente niet zelf de initiatiefnemer of uitvoerder, maar wel betrokken. Dat vraagt om het nadenken over het ondergronds ruimtebeslag. Zijn er zaken die het toekomstig ruimtegebruik in de weg zouden kunnen zitten? En zo ja, vind ik daar dan wat van?”

Bevindingen

Einde november presenteerde Schoof zijn bevindingen. Drie hoofdthema’s komen daarbij naar voren. “In de eerste plaats is er behoefte aan inhoudelijke kennis en proceskennis. Om daarin te voorzien, zou er bijvoorbeeld een expertisecentrum opgericht kunnen worden. Daarnaast willen de decentrale overheden hun adviesrecht en adviesplicht in het kader van de mijnbouwwet goed kunnen invullen. De rijksoverheid is de uitvoerder van die mijnbouwwet. In het geval van gaswinningen, die vaak buiten de bebouwde kom waren gesitueerd, gaven de gemeenten en provincies daar ook hun visie op. Maar echt spannend was dat vaak niet. Nu gaat het over aardwarmte die wat dichter bij de burger komt. Daar willen de gemeenten dus echt iets over te zeggen hebben. Een ander hoofdthema ten slotte is de vraag hoe je als gemeente om moet gaan met warmtenetten. Welke partijen zouden daarin moeten investeren en welke rol moet je daar als overheid in nemen?”

Vervolg?

“De uitdagingen op het gebied van ondergrondse energietransitie gaan steeds meer leven en spelen”, zegt Driessen. “Hoewel het natuurlijk van gemeente tot gemeente verschilt, voorzie ik dat er de komende jaren veel gaat gebeuren. Daar willen we goed op voorbereid zijn en dit is daarvoor een eerste stap. Binnen het Uitvoeringsprogramma kijken we nu hoe we hier het best een vervolg aan kunnen geven en met welke vragen we als eerste aan de slag gaan.”