Gelderland intensief aan de slag met Warme overdracht plus

Gepubliceerd 27 maart 2018

Met de komst van de Omgevingswet draagt de provincie verschillende taken over aan gemeenten. Henk Driessen, programmamanager bodem en Ondergrond van de provincie Gelderland en lid van het programmateam UP: “Bij die overdracht gaat het bijvoorbeeld om taken die te maken hebben met saneringsprojecten. De verantwoordelijkheid daarvoor komt in de toekomst bij de gemeenten te liggen. In het Convenant Bodem en Ondergrond hebben we met elkaar afgesproken dat we die overdracht soepel en op een nette manier willen vormgeven. Dat noemen we de ‘Warme overdracht.”

De verandering die op gemeenten afkomt, gaat overigens veel verder dan enkel de overdracht van een dossier, maakt Driessen duidelijk. “Het beleidsveld bodem en ondergrond verbreedt zich enorm. Stond vroeger de saneringsopgave centraal, nu worden bodem en ondergrond veel meer vanuit een integraal perspectief benaderd: het werkveld kan belangrijk bijdragen aan het oplossen van maatschappelijke opgaven, zoals klimaatadaptatie en energietransitie. Vanwege die inhoudelijke transitie en alles wat daarbij komt kijken – op het gebied van bijvoorbeeld bewustwording, digitalisering, kennisontwikkeling en netwerkvorming – hebben we een plus toegevoegd: ‘Warme overdracht plus’.

“Hoe doen jullie het en kunnen we daarvan leren?”

Bij het vormgeven van de Warme overdracht plus, is in de provincie Gelderland een groot aantal partijen betrokken. “Naast provincie, VNG (Vereniging Nederlandse Gemeenten) en Rijk (Bodem+), een aantal gemeenten, speelt ook het Gelders Ondergrond Overleg een belangrijke rol. In die platformorganisatie – gericht op kennisdeling – zijn gemeenten, waterschappen, omgevingsdiensten en kennisinstellingen vertegenwoordigd. Een dergelijk netwerk is met het oog op de overdrachtsopgave echt heel waardevol. Dat is niet in alle provincies zo geregeld. Men kijk naar ons. Hoe doen jullie het nou en kunnen we daarvan leren? Dat is ook de reden dat we een subsidie hebben gekregen vanuit het Uitvoeringsprogramma.”
Alle partijen gezamenlijk vormen een kerngroep die zich richt op het opstellen van strategie en een plan van aanpak voor de warme overdracht plus. Twynstra en Gudde is gevraagd het proces te begeleiden.

Opstellen gezamenlijke agenda

Als eerste stap op weg naar strategie en plan van aanpak is verkend hoe alle verschillende partijen in de materie zitten, vertelt Driessen. “Waar lopen ze tegenaan en welke behoeften en verwachtingen hebben ze? Vanuit die verkenning werken we nu aan verdere afspraken over de manier waarop we de overdracht vormgeven. Ik kan me voorstellen dat we een agenda opstellen met onderwerpen die we de komende tijd gezamenlijk oppakken. Dat kunnen wat meer abstracte thema’s zijn op het gebied van governance bijvoorbeeld, maar het kan ook gaan om hele concrete projecten.”
Een voorbeeld van zo’n concreet project is de samenwerking met Hogeschool Van Hall Larenstein. Driessen: “Het idee is dat studenten van de opleiding ‘management voor de leefomgeving’ aan de slag gaan met concrete cases die gemeenten inbrengen. Bijvoorbeeld op het gebied van herinrichting van een wijk. Studenten zijn dan met een concrete en zinvolle opdracht bezig en het helpt gemeenten breder en meer integraal naar hun opgave te kijken.”

Meer proces dan project

Gevraagd naar de looptijd van Warme overdracht plus, zegt Driessen: “Het is meer een proces dan een project. Naar mijn idee zal dat wel meerdere jaren in beslag nemen. De komende tijd gaan we met elkaar ontdekken wat we van elkaar nodig hebben. Bewustwording van de problematiek – op ambtelijk, maar ook op bestuurlijk niveau – is een van de eerste stappen. Vervolgens kijken we wat er nodig is op het gebied van kennis, instrumenten en organisatie. Dat gaan we de komende jaren met elkaar invullen.”