Kennisvraag: afbouw IBC-locaties en stimuleren gebruik Brownfields

Gepubliceerd 8 oktober 2018

‘Hoe komen we tot afbouw van IBC-locaties?’ En: ‘hoe kan het gebruik van Brownfields worden gestimuleerd?’ Twee afzonderlijke onderzoeksconsortia hebben deze door het UP gestelde kennisvragen verkend – waarbij elk consortium met een vraag aan de slag ging. De resultaten zijn neergelegd in twee recent verschenen verkennende studies.

Ron Nap, van het UP Convenant Bodem en Ondergrond: “Vanaf de jaren ’80 van de vorige eeuw zijn veel locaties met een verontreinigde bodem geïsoleerd van hun omgeving. Indertijd was dat een voor de hand liggende en goede oplossing. Zeker ook gegeven de toenmalige inzichten en de stand van zaken op technisch vlak. Ook nu nog is het vanuit milieutechnisch oogpunt een veilige oplossing. Alleen: de zogeheten IBC-locaties – waarbij de afkorting staat voor Isoleren, Beheersen en Controleren – vragen om nogal wat nazorg en dat resulteert in een flinke kostenpost. Geld dat je wellicht ook zou kunnen inzetten voor andere maatschappelijke doeleinden. Daarnaast zijn het locaties die nu in ruimtelijke zin niet goed benut worden, terwijl die ruimte wellicht op een veel betere manier te gebruiken is.”

Urgentie wordt niet echt gevoeld

De urgentie om tot afbouw van IBC-locaties te komen, wordt niet echt breed gevoeld, maakt Nap duidelijk. “Het idee is: ‘het was toch een goede oplossing? Waarom zouden we het veranderen?’ Precies die benadering moet doorbroken worden, onder meer door de toekomst van die IBC-locaties in een nieuw perspectief te plaatsen. Een perspectief dat laat zien dat er niet eeuwig een hek om zo’n geïsoleerde locatie hoeft te blijven staan.”

De studie maakt onder meer duidelijk dat er inmiddels op technologisch vlak veel meer mogelijkheden zijn om met dergelijke locaties om te gaan. “Daarnaast hebben we bijvoorbeeld veel meer kennis over de manier waarop de afbraak van verontreinigingen plaatsvindt. We kunnen de locaties nu dus ook op een andere manier onder de loep nemen en beoordelen. Soms is er met wat technische hulp door menselijke hand op het gebied van afbraak, helemaal geen nazorg meer nodig.”

Bewustzijn mogelijkheden vergroten

Overigens zegt Nap, is het zeker niet de bedoeling dat het rapport in een bibliotheek verdwijnt. “We moeten er echt praktisch mee aan de gang. De studie is vooral bedoeld om het bewustzijn te vergroten dat het anders kan. We gaan daarom in november starten met een Community of Practice rond dit thema, waar partijen elkaar aanjagen om hier werk van te maken. Daar zijn een heleboel mogelijkheden voor.”

Brownfield: geen ruimtelijke ontwikkeling door verontreiniging

Willem Hendriks – van Witteveen+Bos – was direct betrokken bij de andere verkenning rond de vraag hoe het gebruik van Brownfields gestimuleerd kan worden. Hendriks: “De term Brownfield is wellicht wat verwarrend. Veel mensen hebben het beeld dat het om heel grote verlaten industriële gebieden gaat. Oude mijnbouwgebieden in het voormalige Oostblok bijvoorbeeld. Die hebben we in Nederland eigenlijk niet. We hebben het begrip Brownfield daarom terug proberen te brengen naar de Nederlandse maat. Dan kom je op terreinen die verontreinigd zijn en die niet verder tot ontwikkeling komen mede door die verontreiniging. IBC-locaties kunnen daar ook onder vallen.”

Concrete handvatten voor bodemprofessional

Een belangrijk uitgangspunt voor de studie was dat vooral de vraag aan de orde is gesteld wat de bodemprofessional kan bijdragen aan het stimuleren van het gebruik van Brownfields. Hendriks: “Met deze studie hebben we de bodemprofessional een aantal concrete handvatten willen aanreiken, waarmee – naar ons idee – het gesprek tussen de bodemprofessional en de wereld van ontwikkelaars en ruimtelijke ordening soepeler kan verlopen. Nu zijn die vaak nog erg gescheiden.”

Kennis aanreiken

Die handvatten hebben bijvoorbeeld betrekking op de financiële mogelijkheden die er zijn om met Brownfields aan de slag te gaan. Hendriks: “Er zijn verschillende subsidieregelingen en co-financieringsregelingen waar heel veel mensen nog geen weet van hebben. Die kun je gewoon inzetten. Dat is een heel praktisch instrument. Daarnaast – meer op technisch vlak – biedt de ondergrond natuurlijk ook mogelijkheden voor het combineren van functies. Het is aan de bodemprofessional om de kennis daarover aan te reiken aan iemand die met de ontwikkeling van een gebied aan de slag wil. Net zo goed als het bij ontwikkelaars onder de aandacht brengen van bestaande financiële regelingen.”

Gebieden niet zomaar afschrijven

Op de vraag wat er gaat gebeuren met de aanbevelingen die het rapport doet, zegt Hendriks: “We moeten hier eenvoudigweg mee verder. Niet in de laatste plaats vanwege de toenemende druk op de ruimte in ons land. Ook de plekken waar wat mee aan de hand is moeten we benutten en niet zomaar afschrijven. We moeten ze juist weer geschikt maken voor een bepaald gebruik – zeker vanuit het gedachtengoed van een circulaire economie.”,