Haarlemse pilot ‘Amsterdamsevaart’: Experimenteren met integraal ruimtelijk afwegingsproces

Gepubliceerd 8 april 2019

Rond 2012 ontstond bij de gemeente Haarlem het idee om voor heel Haarlem een Visie Ondergrondse Ruimte op te stellen. Dit zou de mogelijkheid bieden de ondergrond al in een vroegtijdig stadium integraal in ruimtelijke ontwikkelingen mee te nemen. Het bleek toch een te grote opgave en daarom werd in 2015 gestart met een kleiner deelgebied – Amsterdamsevaart – waarvoor overigens al een bovengrondse gebiedsvisie voor was opgesteld.

Vooral comfortabel met concrete onderdelen

Gonda Ruijterman, als procesleider bij de pilot betrokken: “Ik heb het als een behoorlijk lastig project ervaren. Dat zat ‘m wat mij betreft vooral in het helder krijgen wat we nu precies met die ondergrond wilden; ik merkte dat we ons vooral comfortabel voelden wanneer we met hele concrete onderdelen aan de slag konden. Ondergronds parkeren bijvoorbeeld in combinatie met water. Terwijl de oorspronkelijke bedoeling naar mijn idee was om bredere ambities te formuleren: wat zijn de opgaven vanuit de ondergrond en hoe kunnen we daarop gaan ordenen. Waar willen we bijvoorbeeld de hoofdleidingen in de grond hebben liggen, waar zetten we meer in op klimaatadaptatie en waar zetten we meer in op het winnen van energie uit de bodem.”

Belang van ambitie

“De ambities die je vertrekpunt vormen, bepalen inderdaad in belangrijke mate welke opgave er ligt voor de ondergrond”, zegt Marc van Someren, projectleider van de pilot. “In de pilot gingen we uit van een gebiedsvisie die al geschetst was voor de bovengrond. Vervolgens hebben we gekeken of de ondergrond knelpunten zou opleveren voor wat we bovengronds wilden. Dat bleek eigenlijk niet het geval. Maar als we van het begin af de ambitie hadden gehad om het gehele gebied energieneutraal te ontwikkelen, dan was er van een veel grotere opgave voor het gebruik van de ondergrond sprake geweest. Hoe het belang van de ondergrond tot uitdrukking komt, is dus erg afhankelijk van de ambitie waar je mee start.”

Marketing

Wat voor Van Someren en Ruijterman tijdens de pilot erg waardevol is geweest, is het gesprek tussen de verschillende disciplines en specialismes die in zo’n planningsproces betrokken zijn. “Tegelijkertijd”, zegt Ruiterman, “denk ik ook dat je kunt constateren dat de ondergrond in ruimtelijke planningsprocessen vaak een ondergeschoven element is gebleven. Om de ondergrond echt in plannen mee te nemen is het allerbelangrijkste dat je vanaf het begin als team ‘ondergrond’ bij ruimtelijke ontwikkelingen aan tafel zit.” Van Someren vult aan: “Wanneer je daarbij iets te bieden hebt, bijvoorbeeld in de vorm van kaartmateriaal van de ondergrond waarop de mogelijkheden en onmogelijkheden staan ingetekend, sta je sterker. Wil je de ondergrond meenemen in ontwikkelingen dan moet je eigenlijk marketing bedrijven. Je moet jezelf echt neerzetten en promoten en je niet laten afschepen met de woorden ‘ja, we komen bij je langs’. Ik heb wel eens gevraagd: waarom zit de stedenbouwkundige aan tafel? ‘Om te schetsen’, is het antwoord dan. Maar als je bovengrond schetst, heb je ook schetsen nodig van de ondergrond. Dus waarom zit die schetser van de ondergrond niet aan tafel?”

Regisseur ondergrond

Aan het inbrengen van ondergrondse belangen in ruimtelijke processen, zou het aanstellen van een regisseur ondergrond zeker kunnen bijdragen, maakt Ruijterman duidelijk. “Die zit net als een landschapsarchitect, planoloog en stedenbouwkundige in het team dat bijvoorbeeld aan de slag gaat met een omgevingsvisie. Dat biedt de ruimte om plannen mede tot stand te laten komen vanuit de ondergrond. De bodem is dan niet meer die ondergeschoven bijkomstigheid, die dienstbaar is aan, of beperkend voor datgene wat (bovengronds) opgelost moet worden. Het idee is dat de regisseur ondergrond ook echt meestuurt om tot een goede ruimtelijke ordening te komen.”

Van Someren: “Hoewel het integraal meenemen van de ondergrond vanuit de formele organisatie naar mijn idee nog niet voldoende is ingebed, is het toch gelukt om de stem van de ondergrond goed mee te nemen in de omgevingsvisie. Voor het opstellen van die visie was in Haarlem een team geformeerd met stedenbouwkundigen en landschapsarchitecten. Daar hebben we stevig aan de bel getrokken. Uiteindelijk is de ondergrond ook als apart specialisme in het team opgenomen. Om het integrale kader vorm te geven en het ruimtelijk domein volledig te overzien.”

Geen sectorale visie Ondergrondse Ruimte, wel verkenning

Van een visie ondergrondse Ruimte voor heel Haarlem is het overigens niet gekomen. Van Someren: “We hebben uiteindelijk de conclusie getrokken dat we in feite sectoraal bezig zijn als we een visie voor alleen het ondergrondse domein maken, terwijl het juist zou moeten gaan om de integratie van domeinen. Als we een visie maken, dan moeten boven- en ondergrond daarin samenhangend aan bod komen. Wat we wel zijn gaan doen is het uitvoeren van een verkenning van de ondergrondse ruimte. Die is inmiddels nagenoeg gereed. Op gebiedsdekkende digitale kaarten brengen we niet alleen in kaart hoe de ondergrond eruitziet, maar ook wat de mogelijkheden en kansen zijn voor verschillende gebruiksfuncties. Denk daarbij onder meer aan klimaatadaptatie, bodemenergie en ondergronds bouwen. In feite vormt die verkenning een mooie basis waarop je ambities kunt funderen.”