Monitoring Voortgang bodemverontreinigingsopgave 2020 gepubliceerd.

Gepubliceerd 30 maart 2021

In het convenant Bodem en ondergrond zijn afspraken gemaakt met de intentie om de risico’s van alle verontreinigde locaties met onaanvaardbare risico’s voor mens, ecologie en verspreiding uiterlijk in 2020 te beheersen. Waar dat om financiële redenen niet lukt moeten de onaanvaardbare risico’s in beeld zijn en de uitvoering van de aanpak daarvan zijn gepland. In dit jaarlijkse verslag wordt de voortgang van die afspraken gevolgd. Het betreft het laatste jaarverslag in een reeks van 5 die de gehele convenantperiode bestrijken.

Uit verschillende indicatoren blijkt dat de bevoegde overheden en bedrijven net als voorgaande jaren goede vorderingen maken met het aanpakken van de locaties met onaanvaardbare risico’s. Het aantal locaties dat nog in uitvoering moet komen is in een jaar tijd gedaald van 172 naar 150 van de 1383 locaties die bij aanvang van het convenant als spoedlocatie waren geïdentificeerd. Bij 80% van deze locaties zijn de risico’s inmiddels beheerst in de zin dat in ieder geval een bronaanpak is gestart. Het aantal van deze locaties dat is afgerond is in een jaar tijd gestegen van 540 naar 635 en de planning van de overheden geeft aan dat op 98 na alle locaties uiterlijk 2020 in uitvoering of afgerond zullen zijn en aanvullend nog 45 locaties worden afgerond in 2020. In de totale convenantperiode (2016-2020) is het aantal niet gestarte locaties gedaald van 591 naar 98 en zijn 680 locaties afgerond. De afgelopen 5 jaren zijn – bovenop de 1383 bij aanvang van het convenant vastgestelde spoedlocaties - nog 237 aanvullende spoedlocaties geïdentificeerd waarvan 66 in uitvoering zijn en 106 inmiddels alweer zijn afgehandeld. Al met al zijn de meeste locaties in 2020 beheerst of in uitvoering of afgehandeld.

In 2019 en 2020 is de problematiek rond grondverzet van diffuus met PFAS verontreinigde grond en baggerspecie in het centrum van de aandacht gekomen. De aanvankelijke stagnatie in het grondverzet is met het handelingskader van 2019 en de aanpassingen daarvan in 2019 en 2020 goeddeels opgelost, al resteren nog knelpunten voor met name grondstromen met PFAS gehalten boven de hergebruikswaarden. Naar specifieke locaties die vanuit het verleden mogelijk zwaar belast zijn met PFAS als gevolg van puntverontreiniging met mogelijk onaanvaardbare risico’s wordt inventariserend onderzoek verricht. De verwachting is dat op een groot deel van de zwaar belaste locaties sprake is van extensief gebruik waardoor bij het extensieve gebruik er vermoedelijk geen sprake zal zijn van actuele onaanvaardbare humane risico’s. Een en ander zal moeten blijken uit de nadere inventarisatie. De locaties met intensief gebruik krijgen in de inventarisatie extra aandacht. Mogelijke urgentie vanwege verspreiding van PFAS naar grondwater is ook onderwerp van de nadere inventarisatie.

Forse prestatie geleverd, maar met doorlopende opgaven

De overall conclusie is dat de convenantspartijen een forse prestatie hebben geleverd bij het in uitvoering krijgen van saneringen, het beheersen van de risico’s en afhandelen van de locaties met onaanvaardbare risico’s. De doelen van het convenant over de geïdentificeerde locaties met onaanvaardbare risico’s zijn daarmee goeddeels behaald.

Tegelijkertijd moet – net als voorgaande jaren - worden vastgesteld dat een substantieel deel van de locaties (598 van de 1383 locaties die bekend waren bij aanvang convenant en 66 aanvullend geïdentificeerde locaties) in uitvoering is in 2020, maar dat de definitieve beheersing van de risico’s en afhandeling van de locaties zal worden gefinaliseerd na 2020 (of zelfs eeuwigdurend is).

Uit de monitoring blijkt dat als gevolg van de grotere gezondheidsrisico’s van loodverontreinigingen de opgave voor diffuus lood omvangrijker is dan gedacht en dat de problematiek met nieuwe verontreinigingen, op dit moment met name PFAS, steeds vaker leidt tot behoefte aan nieuw handelingsperspectief en in een aantal gevallen tot substantiële financiële inzet. Voor de bevoegde overheden betekent dit dat zij op deze onderwerpen een opgave hebben die ook na 2020 resteert.

De monitoring van de convenantafspraken is primair gericht op de voortgang van de afspraken. Nu het convenant is afgelopen, is met het oog op het maken van afspraken over de aanpak en financiering van resterende opgaven op het terrein van bodemkwaliteitszorg (resterende spoedlocaties, nazorg, GGB, waterbodems, diffuus lood, opkomende stoffen) ook behoefte aan nadere specificatie van de omvang van deze opgaven. De monitor voorziet daar niet volledig in.

De overheden is gevraagd een inschatting te geven van te maken kosten voor de periode 2021-2030 voor spoedlocaties die nog niet zijn afgerond, nazorg, gebiedsgericht grondwaterbeheer en diffuus lood. De kosten worden hoger ingeschat dan in 2018. De opgegeven kosten uit de monitoring zijn niet zondermeer bruikbaar als maatstaf voor de benodigde middelen en behoeven nog een nadere duiding. Voor het maken van afspraken over de financiering van de bodemkwaliteitszorg voor de periode na 2021 die recht doet aan de opgaven op het gebied van bodemkwaliteitszorg bij de bevoegde overheden is het noodzakelijk om in overleg met de bevoegde overheden in de werkgroep afspraken een meer gerichte inventarisatie van benodigde middelen te doen in aanvulling op de uitvraag in het kader van deze monitor.

Aan de convenantpartijen wordt aanbevolen om afspraken te maken over de doorlopende opgaven op het gebied van bodemkwaliteitszorg en bij de verdeling van de beschikbare financiële middelen ook rekening te houden met de veranderingen in bevoegdheden op het punt van bodemkwaliteit onder de Omgevingswet. Aanbevolen wordt om in overleg met de bevoegde overheden nader onderzoek te doen naar de benodigde financiële middelen voor de opgaven op het gebied van bodemkwaliteitszorg. De gegevens over kosten uit de monitoring kan daarvoor als basismateriaal worden gebruikt.

Aanbevolen wordt om de monitoring zoals deze de afgelopen 5 jaar heeft plaats gevonden in 2021 voort te zetten in zijn huidige opzet (samenwerking tussen alle betrokken bevoegde overheden en het Rijk) en de uitvoering daarvan (verzorgen uitvraag en aggregeren van gegevens) onder te brengen bij Bodem+.