Hoe gaat het bevoegd gezag Wet bodembescherming om met het aantreffen van een geval van ernstige verontreiniging na sloopwerkzaamheden?

Vraag

Hoe gaat het bevoegd gezag Wet bodembescherming om met het aantreffen van een geval van ernstige verontreiniging na sloopwerkzaamheden?

Antwoord

Bij de beoordeling van het bodemonderzoeksrapport onder de Wet bodembescherming is de eerste stap van het bevoegd gezag het vaststellen of sprake is van een historisch geval van bodemverontreiniging (ontstaan vóór inwerkingtreding van de Wbb of in geval van asbest vóór 1 juli 1993) of een nieuw ‘geval’ van bodemverontreiniging (ontstaan na inwerkingtreding van de Wbb of in het geval van asbest na 1 juli 1993).

Voor nieuwe gevallen geldt het volgende:
Op het moment dat sprake is van een nieuw geval van bodemverontreiniging en de veroorzaker is bekend, moet de verontreiniging door de veroorzaker volgens de zorgplicht in de Wbb, Wet Milieubeheer (Wm) of Activiteitenbesluit  worden opgeruimd. Als de veroorzaker niet is te achterhalen, geldt hetzelfde als bij een historisch geval van ernstige verontreiniging.

Voor historische gevallen geldt het volgende:
Verstandig is om contact op te nemen met het bevoegd gezag Wbb. Het bevoegd gezag Wbb heeft mogelijk nog andere informatie en er kan al overleg zijn geweest. Ook kan het Wbb bevoegd gezag op grond van een overtreding van artikel 28 Wbb het werk stilleggen. Als op de locatie herontwikkeling is gepland ofwel bij de sloop grond moet worden ontgraven, kan dat wel volgens de Wbb (artikel 28 en 39 Wbb). Hiervoor moet een saneringsplan (art. 39 Wbb) of een BUS-melding (art. 39b Wbb) worden ingediend. Los daarvan kan sanering alleen worden afgedwongen als sprake is van actuele risico's als gevolg van de verontreiniging (spoed volgens artikel 37 Wbb) of als er al een termijn in het saneringsplan is opgenomen.