Volgens art. 39e Wbb is de saneerder belast met de nazorg, “dan wel degene die daartoe is aangewezen in het nazorgplan”. Stel dat de saneerder in een nazorgplan iemand met naam en toenaam aanwijst, hoe moet het bevoegd gezag hiermee omgaan?

Vraag

Volgens art. 39e Wbb is de saneerder belast met de nazorg, “dan wel degene die daartoe is aangewezen in het nazorgplan”. Stel dat de saneerder in een nazorgplan iemand met naam en toenaam aanwijst, hoe moet het bevoegd gezag hiermee omgaan?

Antwoord

In principe moet je de aanwijzing aanvaarden, tenzij je redenen hebt om te twijfelen. Te adviseren is dat bij het ambtelijk vooroverleg bewijsmateriaal wordt gevraagd in de vorm van bijvoorbeeld het contract met de aangewezene, of een schriftelijke verklaring van die persoon. Bij de in art. 39d Wbb bedoelde verordening zou dit nader geregeld kunnen worden. Als er geen bewijsmateriaal beschikbaar is, dan zou deze aangewezen persoon betrokken kunnen worden bij de voorbereidingsprocedure door hem in te lichten in het kader van art. 4:8 Awb. Wanneer de aangewezene van niets weet en geen nazorgverplichtingen op zich wil nemen, dan zou dat een reden kunnen zijn om instemming met het nazorgplan te weigeren.