Voorbeeld: De bodem onder het Natuurnetwerk Nederland

Dwarsverbanden: Systeemkennis en Natuurlijk kapitaal.

Vanaf 2014 zijn de provincies volledig verantwoordelijk voor de realisatie en het beheer van het Natuurnetwerk Nederland (NNN voorheen EHS). In 2011 hebben het Rijk en de provincies afspraken gemaakt over het verdergaande decentralisatieproces die zijn vastgelegd in het zogeheten Natuurakkoord.

Centraal daarbij staan de instandhoudings- en uitbreidingsdoelen voor de natuur. In meerdere gebieden in het NNN zijn maatregelen nodig om de natuur in naastgelegen Natura 2000-gebieden te behouden en herstellen. Dit vormt de ‘Uitwerkingsgebied Ontwikkelopgave Natura 2000’. Veel van deze gronden zijn nu nog landbouwgrond. In de komende jaren moet worden vastgesteld of deze gebieden landbouwgebied met beperkingen blijven of dat deze gebieden een natuur functie krijgen. In Nederland bepalen provincies daarmee in belangrijke mate waar natuurontwikkeling plaatsvindt.

Bodemeigenschappen en bodemvruchtbaarheid bepalen in belangrijke mate welke vegetaties zich op een bepaalde locatie kunnen ontwikkelen. De belangrijkste omgevingsfactoren zijn voedingsstoffen, zuurgraad, zoutgehalte, vocht en bodemtype. Elk natuurdoeltypen stelt specifieke eisen aan voedselrijkdom en waterbeheer. Heide gedijt het beste op zure tot matig zure voedselarme standplaatsen. Bloemrijke graslanden vragen zwak zure tot neutraal-basische standplaatsen met een matige voedselrijkdom. Moerassen vragen zeer voedselrijke systemen.

Per plantensoort zijn indicatorwaarden beschikbaar voor de abiotische bodemfactoren die voor een plant van belang zijn, zoals pH, grondwaterstand, stikstof-, fosfor-, kalium-, nitraat- en fosfaatgehalte. Op basis hiervan kan per habitattype de range van bodemfactoren worden vastgesteld waarbinnen deze zich goed kan ontwikkelen. Op basis van deze range kan worden beoordeeld of de vegetatietypen die men bij natuurontwikkeling voor ogen heeft realistisch zijn of dat moet worden ingezet op een aangepast beheer of op andere natuurontwikkelingsdoelen.

Op de korte termijn worden de maatregelen met het oog op de N-depositie in het kader van de PAS (Programma Aanpak Stikstof) per Natura-2000 gebied uitgewerkt in beheerplannen. Het beheerplan is het instrument om op gebiedsniveau aan te geven hoe en in welk tijdsbestek de Natura 2000-doelstellingen gerealiseerd worden. Ook de maatregelen die nodig zijn voor de Natura-doelen die geen verband houden met teveel stikstof (niet-PAS maatregelen) worden opgenomen in het beheerplan. Een van de vereisten is dat bij deze uitwerking rekening wordt gehouden met de kwaliteit van water, bodem en lucht zowel binnen als buiten het gebied.