Uitvoering van de sanering (Neproma-terrein)

Tijdlijn:

  • 1992: Het Neproma terrein krijgt een nieuwe bestemming. Gezondheidsklachten van bewoners zijn aanleiding voor bodemonderzoek. De ernstige bodemvervuiling komt aan het licht.
  • 1994: Om omwonenden te beschermen tegen vluchtige dampen die uit de bodem opstijgen, worden tijdelijke beveiligingsmaatregelen getroffen. Deze beveiliging duurde bijna 8 jaar. In deze periode wordt ruim 20.000 kg verontreiniging opgepomt. Risico’s voor bewoners zijn daarna volledig opgeheven/weggenomen.
  • 2001 (oktober): Het saneringsplan is beschikt. Hierbij wordt uitgegaan van (multi)functionele sanering met geringe restverontreiniging.
  • 2002 (maart): Start sanering. Op het voormalige Neproma-terrein en in particuliere tuinen wordt de verontreinigde grond ontgraven en een in situ systeem aangelegd. Over een gebied ten noorden en ten zuiden van Station Arnhem worden 11 diepe onttrekkingsbronnen aangelegd. Deze worden met persleidingen verbonden met de zuivering op Industrie Park Kleefse Waard (IPKW) aan de Westervoortsedijk. Het onttrokken gondwater wordt gezuiverd en hergebruikt als industriewater voor IPKW.
  • 2003 (januari): Start grondwatersanering. Naar schatting duurt dit tot 2011/2012 (gebaseerd op de aangepaste saneringsdoelstelling).

Kernpunten van de sanering:

  • Op het voormalige Neproma-terrein is de bovenste twee meter van de verontreinigde grond afgegraven. De tuinen van omliggende panden zijn é;é;n tot twee meter ontgraven en voorzien van schone grond.
  • De verontreiniging in de diepere bodemlagen (vanaf twee meter tot in het grondwater) is in-situ verwijderd door een combinatie van bodemluchtonttrekking en persluchtinjectie. Via deze methode is op grote diepte (30 tot 40 meter) lucht ingebracht in het grondwater. Boven de grondwaterstand op 18 tot 20 m diepte is de verontreinigde lucht afgezogen en gereinigd.
  • Het grondwater op en in de omgeving van het Neproma-terrein wordt schoongemaakt door grondwateronttrekking uit 11 filters op dieptes tot 45 m-mv.

Aanpassen saneringsdoelstelling
De oorspronkelijke saneringsdoelstelling had een zeer langdurige sanering met de nodige risico’s en onzekerheden tot gevolg. Daarom is aanpassing van de saneringsdoelstelling aangevraagd. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheden uit de vernieuwde Wbb. In februari 2007 is op de aangepaste saneringsdoelstelling een herbeschikking afgegeven. Voor de grond blijft de saneringsdoelstelling ongewijzigd.

Voor het grondwater gaat de aangepaste saneringsdoelstelling uit van eenkosteneffectieve sanering. Er blijft een restverontreiniging, maar deze leidt niet tot humane risico’s. De restverontreiniging in het grondwater wordt onder natuurlijke omstandigheden niet groter. De pluim verplaatst en draineert in de Rijn. Om dat proces te volgen en te bevestigen is er actieve nazorg in de zin van monitoring nodig voor een periode van 15 jaar. In het huidige en toekomstige verspreidingsgebied blijven gebruiksbeperkingen gelden.

Actieve sanering
De actieve sanering door grondwateronttrekking wordt afgerond bij de volgende waarden:

  • gemiddelde concentraties Per in de bron < 500 µg/l
  • gemiddelde concentraties Per in de pluim < 300 µg/l

Indien de gemiddelde concentraties Per in de bron groter zijn dan 500 µg/l en/of in de pluim groter zijn dan 300 µg/l, wordt getoetst aan het omslagpunt voor kosteneffectiviteit. Indien een gemiddeld debiet van 80 m3/uur gedurende 4 jaar (in totaal 2,8 mln m3) is onttrokken dan is dit omslagpunt bereikt en wordt de sanering afgerond.

Is dit omslagpunt niet bereikt en zijn de gemiddelde concentraties Per in de bron groter dan 500 µg/l en/of in de pluim groter dan 300 µg/l dan wordt de grondwateronttrekking voortgezet.

Na de actieve sanering mogen in de bron plaatselijk restconcentraties Per van 1.500 µg/l en in de pluim plaatselijk restconcentraties Per van 1.000 µg/l voorkomen. Dit betekent dat er een plaatselijke verhoging in een peilbuis mag voorkomen, indien in de omliggende peilbuizen wel wordt voldaan aan het gemiddelde.

Monitoring
Naar verwachting wordt de grondwaterpluim onder natuurlijke omstandigheden niet groter en breder. De verhoogde concentraties in de pluim verplaatsen zich langzamerhand richting de Rijn. Tegelijkertijd spoelt de pluim op natuurlijke wijze schoon. Uit de emmissietoets die is uitgevoerd, blijkt dat drainage van de pluim in het oppervlaktewater niet leidt tot een significante verslechtering van de waterkwaliteit. Op basis van de doorspoeling en de doorlatendheid wordt verwacht dat over circa 100 jaar nog slechts plaatselijk verhoogde gehalten aanwezig zijn. Om deze verwachting te bevestigen, vindt na de actieve sanering nog minimaal 4 maal monitoring plaats over een periode van 15 jaar. Tijdens de monitoring wordt de grondwaterkwaliteit in vijf monsterpunten in de stroombaan van de verontreiniging (van brongebied naar Rijn) gecontroleerd. Als het verwachte verloop van de pluim wordt bevestigd, kan de monitoring na 15 jaar gestopt worden en wordt de gehele sanering als afgerond beschouwd. De pluim blijft wel geregistreerd.

Meer informatie