Bodemvoorschriften bij afleveren brandstoffen

Het Activiteitenbesluit maakt voor het afleveren van brandstoffen (zoals benzine, diesel) onderscheid in:

  1. afleveren van brandstoffen aan motorvoertuigen voor wegverkeer of aan spoorvoertuigen
  2. afleveren van brandstoffen aan vaartuigen
  3. afleveren van brandstoffen aan motorvoertuigen die niet bestemd zijn voor wegverkeer, vaartuigen en aan niet-motorvoertuigen, zoals een hijskraan.

De voorschriften voor de activiteiten onder b. en c. zijn alleen van toepassing op type B-bedrijven.

Vloeistofdichte vloer

Als binnen de inrichting minder dan 25.000 liter per jaar wordt getankt, moet het afleveren plaatsvinden boven ten minste een vloeistofkerende voorziening. Bij meer dan 25.000 liter per jaar is een vloeistofdichte vloer of verharding verplicht. Voor zover de omgeving dat toelaat, moet een vloeistofdichte vloer of verharding zich uitstrekken vanaf de afleverzuil over een afstand van ten minste de lengte van de afleverslang plus één meter, met een minimum van vijf meter.

Afvalwater

Als een vloeistofdichte vloer of verharding aanwezig moet zijn en er kan een afvalwaterstroom ontstaan dan moet het bedrijf een slibvangput en olieafscheider plaatsen.

De afwateringssystemen van de vloeistofdichte vloer of verharding zijn vloeistofdicht uitgevoerd volgens het Besluit bodemkwaliteit aangewezen normdocument. De instelling die het systeem installeert heeft een de een erkenning volgens dat besluit. Na de installatie en beproeving op dichtheid wordt de riolering afgedekt.

De vloeistofdichte uitvoering geldt niet totdat er een algehele renovatie van de tankinstallatie plaatsvindt waarbij de vloeistofdichte verharding wordt opengebroken of als de afleverinstallaties worden vervangen.

Afleverinstallatie en pompeiland vloeistofdicht

Een afleverinstallatie staat op een vloeistofdichte vloer en sluit hier vloeistofdicht op aan. Hetzelfde geldt voor pompeilanden. Als er bij een afleverinstallatie of een pompeiland vloeibare brandstoffen worden gemorst, worden deze afgevoerd naar de vloeistofdichte vloer van de afleverplaats en/of naar een afwateringssysteem. Er zijn meerdere uitvoeringen van de afleverinstallatie op het pompeiland mogelijk.

Allereerst kan de pomp boven het pompeiland zijn geplaatst. Daarnaast is het ook mogelijk dat de pomp in een verdieping in het pompeiland is geplaatst. Tot slot is het mogelijk dat een afvoer het gemorste product vanuit de verdieping in het pompeiland afvoert. Deze verdieping is onderdeel van de vloeistofdichte vloer of verharding. Het afvoeren van gelekt product uit de verdieping in het pompeiland kan rechtstreeks naar het afwateringssysteem, of via de vloeistofdichte vloer naast het pompeiland die ook is aangesloten op het afwateringssysteem.

Als binnen de inrichting minder dan 25 m3 per jaar wordt afgeleverd, volstaat een vloeistofkerende vloer of verharding.

Geomembraanbaksysteem

In bepaalde gevallen volstaatkan worden volstaan met en geomembraanbaksysteem (ondergronds aangelegd kunststof foliesysteem). Dit is het geval als:

  • het bedrijf ligt binnen de bebouwde kom waarbij de afleverzuilen in een rij parallel aan de naastgelegen weg staan en het afleveren alleen aan de wegzijde op of aan de openbare weg plaatsvindt, of
  • volgens een onderzoek naar de grondmechanica blijkt dat er door het aanbrengen van een vloeistofdichte vloer of verharding onevenredig hoge kosten zijn

Een geomembraanbaksysteem is aangelegd door een erkend bedrijf als bedoeld in het Besluit bodemkwaliteit. Dit geldt niet voor een systeem dat is aangelegd voor 1 januari 2007. Als het geomembraanbaksysteem niet is aangelegd door een erkend bedrijf en daarom niet kan worden gekeurd, wordt het grondwater regelmatig onderzocht op aanwezige bodemverontreiniging door vloeibare brandstoffen (grondwatermonitoring). Hiertoe zijn twee grondwaterpeilbuizen geïnstalleerd. Als de gemiddeld laagste grondwaterstand lager is dan vijf meter beneden het maaiveld dan is grondwatermonitoring niet verplicht.

De grondwaterpeilbuizen worden ten minste jaarlijks bemonsterd door een bedrijf met een erkenning volgens het Besluit bodemkwaliteit. Bij de opslag van vloeibare brandstof of afgewerkte olie wordt naast de analyse op de aanwezigheid van minerale oliecomponenten en vluchtige aromaten in geval van opslag van lichte olie ook geanalyseerd op methyl tertiair-butylether (MTBE) en ethyl-tertiair-butylether (ETBE).

Als de verontreiniging met deze stoffen hoger is dan 15 microgram per liter buiten een grondwaterbeschermingsgebied en hoger dan 1 microgram per liter in een grondwaterbeschermingsgebied stuurt de inrichtinghouder de gegevens van de bemonstering en analyse van de grondwaterpeilbuizen op de stoffen MTBE en ETBE door aan het bevoegd gezag van de Wet bodembescherming.