In welke gevallen mag ik afvalstoffen ook als bouwstof gebruiken?

Vraag

In welke gevallen mag ik afvalstoffen ook als bouwstof gebruiken?

Antwoord

Vaak bestaat er onduidelijkheid over welke wet en regelgeving van toepassing is bij het gebruik van afvalstoffen als bouwstof. Het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) stelt regels aan het nuttig toepassen van grond, baggerspecie en (steenachtige) bouwstoffen, zoals beton, asfalt, puingranulaat en bakstenen, op of in de bodem. Deze bouwstoffen kunnen ook afvalstoffen zijn. Het onderscheid tussen afvalstoffen en niet-afvalstoffen is niet eenvoudig te bepalen. Informatie over de beoordeling van een materiaal als afvalstof of niet vindt u op de pagina Toetsing afval/geen afval. Daarnaast is er een Leidraad afvalstof of product ontwikkeld waar u meer informatie kunt vinden over de beoordeling.

Toepassingen van bouwstoffen, grond of baggerspecie waarop het Besluit bodemkwaliteit van toepassing is en waarin wordt gehandeld in overeenstemming met de bepalingen van dat besluit zijn niet als een inrichting aan te merken (bijlage I, onder 28.10, van het Besluit omgevingsrecht). Artikel 10.2 van de Wet milieubeheer is daarom  van toepassing. Dit artikel verbiedt het op of in de bodem brengen van afvalstoffen buiten een inrichting, als daarvoor geen vrijstelling is verleend volgens het Besluit vrijstellingen stortverbod buiten inrichtingen. Een dergelijke vrijstelling vindt u weergegeven in artikel 2 van het Besluit vrijstellingen stortverbod buiten inrichtingen. Het eerste lid van dit artikel (onder b) vermeldt een algemene vrijstelling voor het toepassen van bouwstoffen, grond of baggerspecie als bedoeld in het Besluit bodemkwaliteit.

Het Besluit bodemkwaliteit heeft betrekking op de nuttige toepassing van bouwstoffen en hanteert de volgende definitie van een bouwstof: ‘materiaal waarin de totaalgehalten aan silicium, calcium of aluminium tezamen meer dan 10 gewichtsprocent van dat materiaal bedragen, uitgezonderd vlakglas, metallisch aluminium, grond en baggerspecie, in de hoedanigheid waarin het is bestemd om te worden toegepast.' Het gaat hierbij dus niet om grondstoffen, halffabricaten of bouwstoffen die niet geschikt zijn voor een bepaalde toepassing (functioneel ongeschikte bouwstof). Die vallen buiten dit besluit.

Ter verduidelijking van het bovenstaande vindt u hieronder een drietal voorbeelden Deze zijn informatief bedoeld. Er wordt niet stilgestaan bij het begrip afvalstof.

  • Bouw- en sloopafval
    Bouw- en sloopafval is een afvalstof. Artikel 10.2 van de Wet milieubeheer verbiedt het op of in de bodem brengen hiervan als daarvoor geen vrijstelling is verleend volgens het Besluit vrijstellingen stortverbod buiten inrichtingen. In artikel 2, eerste lid onder b, van dit besluit is een dergelijke vrijstelling verleend voor het toepassen van bouwstoffen, grond of baggerspecie als bedoeld in het Besluit bodemkwaliteit. Maar het eerste lid, onder b, is niet van toepassing op bouw- en sloopafval dat niet is verwerkt tot granulaat of dat niet uitsluitend bestaat uit natuursteen of beton. Volgens deze vrijstelling mag gegranuleerd bouw- en sloopafval wel worden toegepast als bedoeld in het Besluit bodemkwaliteit en ongebroken bouw- en sloopafval, (met uitzondering van natuursteen of beton) niet.
    Het materiaal moet voldoen aan de definitie van een bouwstof en het moet gaan om een nuttige toepassing (artikel 5 Bbk). Daarnaast moet voldaan worden aan de regels uit hoofdstuk 3 van het Bbk. Zo mag een bouwstof niet met de bodem worden vermengd en moet deze kunnen worden verwijderd.

  • Ballastmateriaal
    In de EVOA is spoorballast aangewezen als bouw- en sloopafval. Onder het kopje 'Bouw- en sloopafval' is aangegeven dat bouw- en sloopafval als granulaat op of in de bodem mag worden toegepast, mits het materiaal voldoet aan het Besluit bodemkwaliteit.
    De spoorballast bestaat uit een mengsel van grond (< 2 mm) en steenslag (> 2mm). De fractie < 2 mm moet beschouwd worden als grond (en als zodanig gekwalificeerd) en de grove fractie (> 2 mm) als bouwstof. Alleen als het aandeel van de fractie < 2 mm kleiner is dan 20% dan zou het kunnen voldoen aan de eisen van een bouwstof (volgens artikel 26 Bbk, 3e lid is maximaal 20% aan bijmengingen met grond toegestaan). In hoeverre het materiaal dus toepasbaar als bouwstof is dus afhankelijk van de mengverhouding (fractiegrootteverdeling) en de kwaliteit van het materiaal. Dit zou dus vooraf door een onderzoek bij acceptatie moeten worden vastgesteld. Bij het horren van het ballastbedmateriaal waarbij on-site de grove fractie gescheiden wordt van de fijne fractie, wordt het terugbrengen van de grove fractie gezien als het tijdelijk verplaatsen of uit een werk wegnemen van een bouwstof.
    In de regel zal ballastmateriaal een mengverhouding grond/bouwstof hebben tussen de 20 en 80% en dus niet toepasbaar zijn zonder verdere scheiding in deelstromen. Ballastmateriaal van meer vervuilde locaties zal doorgaans eerst naar een verwerker afgevoerd moeten worden, voordat verschillende deelfracties van het ballastmateriaal hergebruikt kunnen worden.
    Naar aanleiding van vragen uit de praktijk over de status en verwerking van spoorballast, is in de werkgroep Grond & Bagger, de werkgroep Bouwstoffen en het Implementatieteam Besluit bodemkwaliteit gesproken over dit onderwerp. Lees meer over de uitkomst daarvan in verwerking van spoorballast.

  • AVI-bodemas
    AVI-bodemas is een afvalstof. Artikel 10.2 van de Wet Milieubeheer verbiedt het op of in de bodem brengen hiervan als daarvoor geen vrijstelling is verleend volgens het Besluit vrijstellingen stortverbod buiten inrichtingen. Artikel 2, eerste lid onder c, van dit besluit omvat, onder bepaalde voorwaarden, deze vrijstelling. Als hieraan wordt voldaan is het gebruik van AVI-bodemas toegestaan.