Hoe moet bij tarragrond omgegaan worden met PFAS bij het gebruiken van een fabrikant eigen verklaring?

Vraag

Hoe moet bij tarragrond omgegaan worden met PFAS bij het gebruiken van een fabrikant eigen verklaring?

Antwoord

Tarragrond is aanhangende grond die vrijkomt bij het behandelen van gewassen na de oogst. Tarragrond kent ook andere benamingen, zoals spoelgrond en zeefgrond, en kent zowel droge als natte verschijningsvormen.

Het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) kent een vrijstelling van de gebruikelijke meld- en informatieplichten voor grond die afkomstig is van een tot hetzelfde landbouwbedrijf behorend perceel waarop een vergelijkbaar gewas wordt geteeld als op het perceel waar de grond of baggerspecie wordt toegepast (zie artikel 38, zesde lid van het Bbk). In alle overige situaties moet bij het toepassen van tarragrond een milieuhygiënische verklaring aanwezig zijn. Voor tarragrond wordt in de praktijk vaak gebruik gemaakt van een fabrikant eigen verklaring (FEV).

Producenten met een FEV voor tarragrond verklaren voor de betreffende productielocatie dat de door hun geproduceerde tarragrond voldoet aan de achtergrondwaarden zoals vastgelegd in bijlage B van de Regeling bodemkwaliteit en de tarragrond van deze producenten kan daarom geclassificeerd worden als schone grond (bodemkwaliteitsklasse Landbouw/Natuur).

De FEV bevatten tot het moment van inwerkingtreding van het tijdelijk handelingskader PFAS geen informatie over PFAS. Door de inwerkingtreding van het tijdelijk handelingskader voor PFAS kan de FEV daarom niet meer gebruikt worden zonder aanvulling van de FEV met informatie over het gehalte aan PFAS in tarragrond.

De FEV van de producent is weer geldig als bewijsmiddel zodra de producent op de voor de FEV gebruikelijke wijze kan aantonen wat de kwaliteit van de tarragrond is, de kwaliteit van de tarragrond voor PFAS minimaal voldoet aan de generieke toepassingswaarden uit het handelingskader en een certificerende instelling hier goedkeuring aan heeft gegeven. De certificerende instelling hoeft niet opnieuw een volledig toelatingsonderzoek uit te voeren.

De producent geeft op de FEV aan wat de maximaal aangetoonde gehalten aan PFAS in de tarragrond zijn (uit het cluster behorende bij het toelatingsonderzoek van de FEV). Aan de hand van dit gehalte volgt dan voor welke toepassingen de FEV wel en niet gebruikt kan worden (zogenaamde wenken voor de toepasser).

Bijvoorbeeld bij een gehalte hoger dan de landelijke achtergrondwaarden, betekent dit dat op de FEV het volgende vermeld moet worden:

Gebruik van de FEV is alleen toegestaan in de volgende situaties:

  • toepassingen op de landbodem in de kern van een grootschalige toepassing
  • toepassingen op de landbodem in gebieden met een toepassingseis wonen en industrie
  • toepassingen op de landbodem in gebieden met een lokaal vastgestelde waarden die hoger zijn dan het op de FEV vermelde gehalten

Gebruik van de FEV is niet toegestaan in de volgende situaties:

  • toepassingen op de landbodem beneden in grondwaterbeschermingsgebieden
  • toepassen in oppervlaktewater