Kaderrichtlijn water en bodemverontreiniging

Het ‘geval van bodemverontreiniging’ verdwijnt

Onder de Omgevingswet is er geen zelfstandige saneringsplicht meer nu het ‘geval van bodemverontreiniging’ verdwijnt. Saneren of beheren van een bodemverontreiniging is aan de orde om een doel of opgave te bereiken. De doelen die de KRW voor grondwater kent en specifiek voor water bestemd voor menselijke consumptie kunnen bedreigd worden door een bodemverontreiniging. Zowel een mobiele verontreiniging in de ‘vaste bodem’ die naar het grondwater lekt als een reeds in het grondwater aanwezige verontreiniging kan een bedreiging vormen voor de KRW doelen. Maar hoe zit dat straks nadat de Omgevingswet in werking getreden is. Moeten we ons nog zorgen maken?

De goede chemische toestand en geen achteruitgang

Deze doelstelling wordt beoordeeld op grondwaterlichaamniveau. Er zijn 23 grondwaterlichamen in heel Nederland. Een (lokale) grondwaterverontreiniging is vanwege de schaal van een grondwaterlichaam vaak niet zelfstandig in staat om de toestand te beïnvloeden. Wanneer dat wel het geval is, is zo’n verontreiniging vaak als ernst en spoed beschikt en wordt deze onder de Bodemconvenanten aangepakt. Het overgangsrecht zorgt ervoor dat het Wbb-kader hierop van toepassing blijft.

Het voorkomen en beperken van de inbreng van verontreinigende stoffen naar het grondwater

Deze doelstelling speelt niet op het schaalniveau van het grondwaterlichaam, maar gaat in de breedste zin over alle verontreinigingen op elke plek in het grondwater. De GWR maakt onderscheid tussen gevaarlijke verontreinigende stoffen waarvan inbreng voorkomen moet worden en niet gevaarlijke verontreinigende stoffen waarvan een inbreng beperkt moet worden. Het richtsnoer behorende bij dit artikel uit de GWR geeft handvatten hoe te bepalen of er sprake is van een inbreng. Omdat in elk waterprogramma maatregelen vastgesteld moeten worden ter uitvoering van dit ‘prevent and limit’ beginsel hebben zowel het Rijk, de provincie als het waterschap een rol in bepalen wanneer er sprake is van een inbreng inclusief het duiden van gevaarlijke stoffen. Uiteindelijk dient het regionaal waterprogramma te borgen dat met het totaal aan maatregelen uitvoering gegeven wordt aan de GWR. De provincie heeft hier een regierol. Alleen wanneer er een goed gemotiveerd beroep gedaan kan worden op de door de GWR geboden uitzonderingsbepalingen zijn maatregelen niet vereist. De motivering voor een beroep op zo’n uitzonderingsbepaling wordt opgenomen in het nationale of regionale waterprogramma en landt uiteindelijk in de stroomgebiedbeheerplannen van het Rijk. Kosteneffectiviteit en doelmatigheid zijn ook onder de GWR aspecten die in de afweging meegenomen mogen worden om te bepalen of men maatregelen moet nemen om de inbreng te voorkomen of te beperken. De wijze waarop de Wbb bepaalt waar maatregelen aan de orde zijn (zie onderstaande tabel), past heel goed binnen de Omgevingswet. De Risicotoolbox Grondwater die RIVM momenteel ontwikkelt gaat overheden ondersteunen bij het uitvoeren van hun taken. Het RIVM heeft in 2017 opties voorgedragen voor een nieuwe beoordelingssystematiek voor grondwaterkwaliteit. Deze opties worden mogelijk uitgewerkt in de Risicotoolbox.

Verontreiniging

Norm

Inbreng

Uitzonderingsbepaling

NIBM1

Niet kosteneffectief2

Wbb en prevent en limit

Geen

< S

Nee

-

-

Niet-ernstig

< I

Ja

X

-

Ernst geen spoed

> I

Ja

-

X

Ernst en spoed

>I en spoed

Ja

-

-

Ernst en spoed (GGB)

>I en spoed

Ja

-

X

1 Niet in betekenisvolle mate: hoeveelheden of concentraties zijn zo klein dat onmiddellijk of toekomstig gevaar van achteruitgang van de kwaliteit van het ontvangende grondwater uitgesloten is (Artikel 6 lid 3 sub b Richtlijn 2006/118/EC)

2 Het is technisch niet mogelijk de inbreng te voorkomen of beperken zonder daarbij onevenredig kostbare maatregelen te gebruiken om de hoeveelheden verontreinigde stof uit de bodem of ondergrond te verwijderen of anderszins ervoor te zorgen dat insijpeling daarvan kan worden beheerst (Artikel 6 lid 3 sub e ii Richtlijn 2006/118/EC)

Het voorkomen van achteruitgang en streven naar verbetering van de kwaliteit van water bestemd voor menselijke consumptie

Deze doelstelling speelt daar waar er een waterwinlocatie in een grondwaterlichaam gelegen is. Achteruitgang wordt bepaald over een planperiode van de KRW op basis van monitoring die de provincie uitvoert. Als een verontreinigingspluim een waterwinlocatie beïnvloedt, dan kan er sprake zijn van achteruitgang, ook bij lage concentraties. Een sanering wordt niet zozeer verplicht, maar het behalen van de doelstelling van geen achteruitgang wel. Met het vervallen van de Wbb verdwijnt het zogeheten “normengat”. Het normengat is illustratief voor concentraties onder de interventiewaarde waar vanuit de Wbb geen aanleiding is om te saneren, maar de KRW-doelstelling voor menselijke consumptie wel bedreigd wordt. Met het regionale waterprogramma moet voldaan worden aan deze doelstelling, waarbij bij het programmeren van maatregelen ook gekeken wordt naar de autonome ontwikkeling over een planperiode. Het RIVM heeft het model GRADE in ontwikkeling dat inzicht geeft bij welke concentratie een verontreinigingspluim een waterwinlocatie kan beïnvloeden. Dit model, dat gebruikt kan worden om risicogrenswaarden voor verontreinigingspluimen af te leiden, zou kunnen landen in de al genoemde Risicotoolbox Grondwater.

Of er vanwege een bodemverontreiniging een maatregel nodig is ter bescherming van het grondwater wordt beoordeeld in het kader van het te voeren integraal bodem- en watersysteembeheer. De beoordeling kan ertoe leiden dat een maatregel gericht op een bodemverontreiniging de meest geschikte en kosteneffectieve maatregel is.


Waterinlaat De Kwal Castricum 2013-01-13

Risicotoolbox Grondwater

Het RIVM ontwikkelt momenteel, samen met alle overheden, in opdracht van het Rijk een Risicotoolbox Grondwater (RTG). Hiermee zijn de decentrale overheden straks in staat om invulling te geven aan hun grondwaterkwaliteitsbeheer. Niet omdat de RTG straks bepaalt wanneer maatregelen genomen moeten worden, zoals de Circulaire Bodemsanering 2013 deed, maar door inzicht te geven in het effect van een grondwaterverontreiniging op de doelen of taken waar een overheid voor aan de lat staat. Ook de Risicotoolbox Bodem wordt geactualiseerd en kan bijvoorbeeld helpen bij de vraag waar een bronaanpak loont. Zodoende kan een overheid zelf een afweging maken en beleid ontwikkelen of een activiteit beoordelen.