Gevaar voor waterstaatswerken

De Waterwet kent een afzonderlijke paragraaf voor calamiteiten in of rond het watersysteem. De Waterwet verplicht de beheerder:

  • tot het opstellen en hebben van een calamiteitenplan
  • tot het zorg dragen voor oefeningen
  • na een calamiteit tot het herstellen van eventuele schade aan waterstaatswerken.

Tevens geeft de Waterwet de beheerder de bijzondere bevoegdheid om alle maatregelen te nemen die de beheerder noodzakelijk acht om gevaar af te wenden of te beperken, zo nodig in afwijking van wettelijke voorschriften.

Afbakening

De calamiteitenregeling van de Waterwet is bedoeld voor alle mogelijke vormen van gevaar voor waterstaatswerken. Dat zijn natuurlijk dreigende overstromingen. Maar bijvoorbeeld ook scheepsrampen of bedrijfsongevallen waarbij grootschalige verontreinigingen (dreigen te) ontstaan.

Een enkele verontreiniging is niet voldoende om meteen van gevaar te kunnen spreken. Het moet gaan om 'omstandigheden waardoor de goede staat van een of meer waterstaatswerken onmiddellijk en ernstig in het ongerede is of dreigt te geraken' (artikel 5.28 eerste lid, Waterwet).

Natuurlijk staat de bescherming van het waterstaatswerk niet alleen; deze moet in het licht worden gezien van alle doelstellingen van de Waterwet.
Voor calamiteiten op de Noordzee heeft de Wet bestrijding ongevallen Noordzee voorrang op de bepalingen in de Waterwet.

Calamiteitenplan

Op grond van artikel 5.29 Waterwet moet iedere beheerder een calamiteitenplan opstellen. Het is een hulpmiddel voor de beheerder en diegenen die met de calamiteitenbestrijding en de coördinatie daarbij zijn belast. Alle soorten bedreigingen die zich in het watersysteem zouden kunnen voordoen, moeten in het plan opgenomen zijn.

De verdere inhoudseisen van het calamiteitenplan worden gegeven in artikel 5.3 van het Waterbesluit. Het is van groot belang dat de calamiteitenplannen goed zijn afgestemd op soortgelijke plannen van andere overheden. Dit zijn vooral calamiteitenplannen van aangrenzende beheerders en de crisisplannen op grond van de Wet veiligheidsregio's. Heel belangrijk is hierbij ook een optimale samenwerking met andere betrokken bestuurorganen, politie, brandweer en andere nooddiensten.

Om goed voorbereid te zijn op calamiteiten houdt de waterbeheerder periodiek oefeningen. Hierdoor krijgt de beheerder de nodige ervaringen in het werken met het calamiteitenplan en met het optreden tijdens een gevaarsituatie.

Bevoegdheden bij gevaar

De Waterwet geeft de beheerder in artikel 5.30 Waterwet de bevoegdheid om, in geval van gevaar en zolang de daardoor ontstane situatie dit noodzakelijk maakt, maatregelen te treffen die hij nodig vindt. Zo nodig in afwijking van wettelijke voorschriften. De beheerder kan dus wettelijke bepalingen schenden om bij calamiteiten aan zijn bijzondere overheidstaak te voldoen. Het optreden in strijd met wettelijke bepalingen moet dan wel echt noodzakelijk zijn. En het mag niet in strijd zijn met de Grondwet of met internationale verplichtingen.

Optreden door hoger gezag bij gevaar

Rijk en provincies beschikken bij calamiteiten over aanwijzings- en indeplaatstredingsbevoegdheden. (artikel 5.31 Waterwet) Deze bevoegdheden kunnen worden uitgeoefend, als bij gevaar het bestuur van een waterschap niet of niet voldoende optreedt. Gedeputeerde staten kunnen dan ook bij gevaar als toezichthouder optreden in plaats van de waterschappen. De minister van Infrastructuur en Waterstaat kan op zijn beurt optreden in plaats van de provincie als deze laatste naar zijn oordeel zou verzaken.

Als er gevaar voor een primaire waterkering bestaat kan de minister van Infrastructuur en Waterstaat rechtstreeks gebruik maken van aanwijzings- en indeplaatstredingsbevoegdheden richting een waterschap. Bij dit laatste moet worden bedacht dat sinds 1 januari 2014 het toezicht op primaire waterkeringen van gedeputeerde staten is verschoven naar de minister van Infrastructuur en Waterstaat.


Zie Handboek Water