Bekostiging maatregelen primaire keringen

Wanneer de waterbeheerder maatregelen aan een primaire waterkering moet treffen, kan hij onder bepaalde voorwaarden aanspraak maken op subsidiëring van de kosten van deze maatregelen.

De regeling hiervoor is te vinden in de artikelen 7.23 tot en met 7.26 Waterwet. Voorwaarden zijn dat de primaire kering niet langer voldoet aan de veiligheidsnorm omdat het Rijk wijzigingen heeft aangebracht in de norm, de hydraulische randvoorwaarden of het voorschrift toetsen op veiligheid. Als voorwaarde geldt verder dat de maatregelen moeten zijn opgenomen in het jaarlijks door de minister van I&M vast te stellen subsidieprogramma voor dergelijke hoogwaterbeschermingsmaatregelen, dat beschouwd kan worden als een uitvoeringsprogramma van de begroting van het Deltafonds.

Tot 1 januari 2014 bedroeg de door de beheerder aan te vragen subsidie 100% van de uitvoeringskosten. Sindsdien echter is de vergoeding beperkt tot 90% van de geraamde kosten van maatregelen, uitgezonderd de maatregelen die op grond van artikel 7.23, vijfde lid, Waterwet worden aangewezen in bijlage V van het Waterbesluit (de maatregelen van de waterschappen die deel uitmaken van het Tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma). Voor die laatste categorie aan maatregelen blijven de tot dan toe geldende subsidieregels van kracht.

Met de wijziging van de subsidievoorwaarden wordt beoogd de doelmatigheid en de beheersbaarheid van de hoogwaterbeschermingsprogramma te vergroten. Alleen de kosten van maatregelen om de kering weer aan de veiligheidsnorm te laten voldoen en de kosten van noodzakelijke inpassingsmaatregelen komen in aanmerking voor een subsidie. De kosten van additionele voorzieningen die niet vereist zijn om de veiligheidsdoelstelling te realiseren, bijvoorbeeld ten behoeve van natuurontwikkeling of vergroting van de ruimtelijke kwaliteit, komen niet voor subsidie in aanmerking. Daarbij worden alleen de kosten van de variant die van de onderzochte oplossingen het meest doelmatig is, gesubsidieerd. Omdat de vergoeding plaatsvindt op basis van de begrote kosten, komt het uitvoeringsrisico van het project ten laste van de beheerder. Risicobeheersing is dan ook nog belangrijker dan het al was. Omdat de subsidie wordt beperkt tot 90% van de begrote kosten van de meest doelmatige maatregel, betekent dit dat het waterschap zelf 10% van de kosten dient te dragen. Ook hiervan gaat een doelmatigheidsprikkel uit zoals bedoeld in het Bestuursakkoord Water dat het Rijk met o.a. de waterschappen in mei 2011 heeft gesloten. De wettelijke regeling is dan ook als een uitvloeisel te zien van dit bestuursakkoord.

Welke kosten subsidiabel zijn, hoe de kostenraming moet plaatsvinden en welke procedures gelden voor de aanvragen en de toekenning, is nader uitgewerkt in een ministeriële regeling, de Regeling subsidies hoogwaterbescherming 2014. De Regeling bijzondere subsidies waterkeren en waterbeheren, die ook al gold onder de Wet op de waterkering, is echter nog van toepassing op de projecten die zijn aangewezen in bijlage V van het Waterbesluit.

Bijdragen van waterschappen aan de bekostiging

Met ingang van 2011 dragen de waterschappen zelf een deel van de kosten van de subsidies. Artikel 7.24 Waterwet bepaalt dat elk waterschap jaarlijks een bijdrage voor dat doel dient te betalen. De jaarlijkse gezamenlijke bijdrage van de waterschappen is sinds 2011 € 81 miljoen. In het Bestuursakkoord Water 2011 is afgesproken dat de bijdrage van de waterschappen aan de bekostiging van het Hoogwaterbeschermingsprogramma vanaf 2014 wordt verhoogd. Versterkingsmaatregelen die nodig zijn in verband met aanpassing van de hydraulische randvoorwaarden of het voorschrift toetsen op veiligheid worden sinds 2014 voor 50% door het Rijk en voor 50% door de gezamenlijke waterschappen bekostigd. In de Waterwet is ter uitvoering van deze afspraak bepaald dat de bijdrage van de gezamenlijke waterschappen gelijk is aan het bedrag dat het Rijk in het desbetreffende jaar via het Deltafonds voor deze maatregelen beschikbaar stelt. Daarbij geldt dat de bijdrage van de waterschappen in 2014 maximaal € 131 miljoen en vanaf 2015 maximaal € 181 miljoen is. Vanaf 2016 wordt het laatstgenoemde bedrag geïndexeerd.

De bijdragen van de waterschappen komen ten goede aan het Deltafonds. Zij zijn bestemd voor de bekostiging van hoogwaterbeschermingsmaatregelen die waterschappen moet treffen als de primaire waterkeringen die zij beheren vanwege wijziging van de hydraulische randvoorwaarden of het voorschrift toetsen op veiligheid niet meer voldoen aan de wettelijke veiligheidsnorm. Indien de gelden voor andere doeleinden zouden worden gebruikt, zijn zij onverschuldigd betaald.

De waterschappen berekenen hun bijdrage door in de watersysteemheffing, die de belastingplichtigen verschuldigd zijn. Omdat een waterschap dat meer aan bijdrage betaalt dan het zelf aan subsidies voor hoogwaterbeschermingsmaatregelen ontvangt, per saldo meebetaalt aan dijkversterkingsprojecten buiten het eigen gebied, is de bevoegdheid om de bijdrage te betalen uit de opbrengst van de watersysteemheffing uitdrukkelijk in de Waterschapswet geregeld (artikel 117, tweede lid).