Zorgplicht bodembescherming

In de Wet bodembescherming (Wbb) is in artikel 13 de zorgplicht neergelegd. Deze bepaling verplicht bij bodemverontreiniging (dus ook grondwater) tot het nemen van alle maatregelen die redelijkerwijs kunnen worden gevergd.

Op ieder die op of in de bodem handelingen als bedoeld in de artikelen 6 t/m 11 Wbb verricht, rust de verplichting om te zorgen dat door die handelingen de bodem niet wordt verontreinigd. Als er toch een verontreiniging optreedt moeten er maatregelen worden genomen om de verontreiniging zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.

De zorgplichtbepaling verplicht bij (dreigende) bodemverontreiniging, dus ook van het grondwater, tot het nemen van alle maatregelen die redelijkerwijs kunnen worden gevergd. De zorgplicht geldt alleen voor zogenaamde 'nieuwe' bodemverontreinigingen. Dit zijn bodemverontreinigingen die op of na 1 januari 1987 en vóór inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn ontstaan.

Artikel 13 Wbb richt zich niet alleen op de directe veroorzaker van een verontreiniging. Artikel 13 richt zich ook op degene die bevoegd en feitelijk in staat is om een overtreding van de zorgplicht te voorkomen of te beperken. Daarnaast heeft de zorgplicht een zelfstandige en aanvullende betekenis naast de voorschriften van bijvoorbeeld een omgevingsvergunning voor de inrichting.

De zorgplicht is van toepassing op degene die op of in de bodem handelingen verricht als bedoeld in de artikelen 6 tot en met 11 Wbb. De handelingen die hier onder vallen zijn:

  • het laten van stoffen op of in de bodem
  • het beïnvloeden van de bodemstructuur of de -kwaliteit
  • het uitvoeren van werken
  • het transporteren van stoffen die de bodem kunnen verontreinigen
  • handelingen die het bovenstaande als nevengevolg hebben
  • handelingen die leiden tot erosie, verdichting of verzilting

Bevoegd gezag voor de toepassing van de zorgplicht is het bevoegd gezag Wbb. Dit zijn Gedeputeerde Staten en daartoe aangewezen bevoegd gezag gemeenten. Voor bestuursrechtelijke handhaving van de zorgplicht daarentegen zijn B&W, Gedeputeerde Staten en de minister van Infrastructuur en Waterstaat bevoegd.