Zaanstad pakt loodverontreiniging in bodem proactief aan

Gepubliceerd 13 juli 2017

Door de industriële geschiedenis is de bodem in Zaanstad op verschillende plekken vervuild met onder meer lood. Als een van de eerste gemeenten – vooruitlopend op landelijk vastgestelde aanpak – is Zaanstad proactief met een eigen aanpak aan de slag gegaan. Specifiek op de problematiek toegesneden subsidieregelingen zijn daar onderdeel van, net als een uitgewerkt toetsings- en normeringskader uitgewerkt. Last but not least speelt communicatie met de inwoners van de gemeente een cruciale rol.

“We zijn begonnen met het opzetten van een communicatie-aanpak”, vertelt Else Niesing, vakspecialist bodem en ondergrond van de gemeente Zaanstad, en lid van de tijdelijke UP-werkgroep Bodemlood. “We proberen alle bewoners te bereiken, maar richten ons toch vooral op ouders met jonge kinderen. Zo hebben we een flyer met gebruiksadviezen die RIVM geeft om blootstelling met lood te voorkomen verspreid op plekken waar ouders met kinderen komen. Een van de adviezen is bijvoorbeeld: ‘als je een moestuintje hebt, werk dan vooral met schone grond en zorg dat kinderen niet in die vuile aarde gaan spelen. Zet in plaats daarvan een zandbakje neer.’ Best eenvoudige dingen. Maar je ziet dat mensen zich er niet altijd bewust van zijn. Dat is de eerste stap: mensen informeren en bewust maken.”

Onderzoek in openbare ruimte en bij mensen thuis

Een tweede belangrijk onderdeel van de aanpak is het onderzoeken van de openbare ruimte op verontreinigingen in de bodem en het saneren van die bodem wanneer de loodgehaltes ontoelaatbaar hoog zijn. Niesing: “In eerste instantie focussen we daarbij op plekken waar kinderen komen. Trapveldjes en speelveldjes bijvoorbeeld.” Na de inventarisatie van de openbare ruimte, richt de Zaanse aanpak zich op een volgend terrein waar kinderen komen: woningen met tuin. “We beginnen in de meest vervuilde wijken en nemen woningen met een tuin onder de loep. Dat is onderzoek dat Zaanstad doet. Maar als mensen zich zorgen maken en buiten het gebied vallen waar wij bezig zijn, dan kunnen ze zelf subsidie aanvragen voor onderzoek en – wanneer dat nodig mocht zijn – sanerende maatregelen.”

Ontwikkelen saneringscriterium

Een van de uitdagingen waar Zaanstad bij het opzetten van de aanpak voor gesteld stond, lag op het terrein van vragen als: hoe toets je de loodgehaltes in de bodem? En wanneer ga je wel en wanneer niet saneren? Wanneer is het geven van gebruiksadviezen voldoende? Niesing: “Om een antwoord te geven op dergelijke vragen hebben we een saneringscriterium ontwikkeld – overigens gestaafd aan alle relevante GGD- en RIVM-methodieken – en dat laten vaststellen door de raad. Daar blijken we erg goed mee uit de voeten te kunnen.”

Bruikbaar voorbeeld voor andere gemeenten

De werkwijze die Zaanstad ontwikkeld heeft, kan andere gemeenten zeker behulpzaam zijn, meent Niesing. Niet als blauwdruk, maar wel als voorbeeld. Op het gebied van communicatie en voorlichting bijvoorbeeld, of het uitwerken van een toetsings- en normeringskader. “We merken dat andere gemeenten daar – in lijn met wat wij ontwikkeld hebben – nu ook mee bezig zijn.” Zo was er vorige week, 6 juli, een landelijke bijeenkomst in Zaanstad waarbij we dit verhaal over lood hebben gepresenteerd. Erg mooi om te zien dat dat de ongeveer 90 deelnemers inspireerde ook hun ervaringen te delen.”