Monitoren
Monitoring heeft tot doel om vast te stellen of een waterlichaam aan de daarvoor geldende milieukwaliteitseisen voldoet en of zich bepaalde trends in de watertoestand aftekenen. De Kaderrichtlijn water (KRW) verplicht de lidstaten om een monitoringsprogramma vast te stellen. In Nederland is dit terug te vinden in het Besluit kwaliteitseisen monitoring water (Bkmw). In de praktijk wordt naast de monitoring voor de KRW ook voor om andere redenen gemonitord.
Alhoewel de afvalwaterregelgeving sterk vereenvoudigd is, blijft het een complexe materie waar veel aspecten bij elkaar komen en op elkaar inspelen. Hier vindt u een schematische voorstelling van de afvalwaterregelgeving met linken naar uitgebreidere informatie in dit Handboek water.
De meeste lozingen worden geregeld met algemene regels op grond van drie AMvB's: het Activiteitenbesluit, het Besluit lozing afvalwater huishoudens en het Besluit lozen buiten inrichtingen. De systematiek van deze besluiten sluit naadloos op elkaar aan. Ze onderscheiden zich van elkaar met de doelgroep waarop ze gericht zijn.
Met dit pakket aan algemene regels is alleen nog voor een beperkt aantal lozingen vooraf toestemming van het bevoegd gezag nodig. Dit gaat in de vorm van of maatwerk op de algemene regels of een Waterwetvergunning. De watervergunning is alleen nodig als de lozing plaatsvind op het oppervlaktewater en deze lozing niet was geregeld in de algemene regel.
Bij het stellen van maatwerkvoorschriften is artikel 8.40, tweede en derde lid, Wm van toepassing. Kortweg betekent dit dat alleen maatwerkvoorschriften mogen worden gesteld in het belang van de bescherming van het milieu. Daarvan is de bescherming van de kwaliteit van het oppervlaktewater een onderdeel.
De systematiek van de Waterwet bepaalt dat direct lozen in het oppervlaktewater of direct op een zuiveringtechnisch werk vergunningplichtig is. (artikel 6.2 van de Waterwet). De vergunningplicht kan opgeheven worden door algemene regels. De nieuwe lozingenbesluiten zijn zulke algemene regels. De Besluiten maken een onderscheid in oppervlaktewateren die in verband met lozingen bijzondere bescherming behoeven, de kleinere wateren, en wateren waar dat niet het geval is, de grotere wateren. De laatste zijn de zogenaamde aangewezen wateren, opgesomd in bijlage 2 van de Regeling bij het Activiteitenbesluit.
In veel gevallen kan bij lozen in oppervlaktewater worden volstaan met een reguliere watervergunning. Deze vereist een kortere voorbereidingstijd dan de normale watervergunning. Zie bij Aanvraag en voorbereidingsprocedure watervergunning in dit Handboek.
Hier vindt u een opsomming van de meest voorkomende lozingsroutes, waarbij is aangegeven hoe deze gereguleerd zijn.
Sulfaat was vroeger een probleem bij ziekenhuizen en bv prothesemakers bij het maken van gips. Bij prothesemakers is dat nu minder een probleem omdat vaker gewerkt wordt met harsen. Dat werkt nauwkeuriger.
Er is geen eis meer opgenomen voor sulfaat. In de praktijk kunnen situaties voorkomen waarbij de duur of de omvang van de lozing zo beperkt is dat van een belemmering van de doelmatige werking van de voorzieningen voor het beheer van afvalwater of nadelige gevolgen voor het oppervlaktewater geen sprake is. Ook niet wanneer bedrijfsafvalwater met een of meer van de genoemde kenmerken in een riolering wordt gebracht. Een voorbehandeling van het bedrijfsafvalwater zou in die situaties buitenproportioneel zijn. Als het voor de bescherming van het riool wel noodzakelijk is, kan het bevoegd gezag op grond van artikel 2.1 van het Activiteitenbesluit maatwerkvoorschriften stellen voor het lozen van sulfaat.
In het rioolstelsel kan onder anaërobe omstandigheden uit sulfaat zwavelzuur ontstaan. Dit zwavelzuur tast het beton aan waar het rioolstelsel van is gemaakt. Dit is de reden waarom eisen kunnen worden gesteld aan de lozing van sulfaat. Een gangbare norm voor sulfaat is 300 milligram per liter. Vooral oudere betonnen rioolstelsels kunnen door zwavelzuur danig aangetast worden.
Bij nieuwere rioolstelsels speelt dit probleem minder omdat het huidige beton waar rioolbuizen van gemaakt worden beter bestand is tegen zwavelzuuraantasting. Rioolbuizen met een levensduur langer dan 50 jaar zijn geen uitzondering. Als in het rioolstelsel geen beton is verwerkt speelt het probleem in het geheel niet. Hierbij is wel van belang dat ook aantasting op grote afstand van de lozing plaats kan vinden.
Het feit dat het rioolstelsel ter plaatse van de lozing bestand is tegen de sulfaatlozing wil niet zeggen dat de lozing ook toelaatbaar is. Dit met het oog op het gehele traject dat het afvalwater moet doorlopen tot de zuivering.
Als een bedrijf afvalwater wil lozen met sulfaat, is het zinvol om hierover overleg met het bevoegd gezag te hebben. Dit is nodig om zeker te zijn dat het belang van de bescherming van het milieu niet wordt geschaad. Als in een specifiek geval behoefte zou bestaan om voor het gehalte sulfaat een grens vast te leggen, kan het bevoegd gezag daartoe een maatwerkvoorschrift op grond van artikel 2.1 lid 3 stellen.
Zie voor meer informatie het Handboek Water: Systematiek algemene zorgplicht
Met het activiteitenbesluit is de regulering van afvalwaterlozingen drastisch gestroomlijnd. Lozingen vanuit een inrichting worden in beginsel met het Activiteitenbesluit geregeld. De uitzondering zijn lozingen in het oppervlaktewater waarvoor in het besluit géén voorschriften zijn opgenomen. Dit geldt ook voor IPPC-bedrijven. Deze ziet men ook als inrichtingen type C, waardoor de relevante onderdelen van het besluit ook voor hun gelden.
In beginsel zijn er drie lozingsroutes, rioolstelsels, oppervlaktewater en bodem. Iedere lozingsroute heeft zijn eigen kenmerken en soms een onderscheidelijk bevoegd gezag.
Een riool is een voorziening voor inzameling en transport van afvalwater. Het gaat dan over het stelsel voor vuilwater. Er zijn andere stelsels, zoals hemelwater- of een (permanente) ontwateringsstelsel. Ook niet gemeentelijke rioolstelsels vallen onder de Wm. Bijvoorbeeld rioolstelsels in particulier beheer op een bedrijventerrein.
De lozing op een rioolwaterzuivering kan via een werk of per as of via een rioolstelsel. De lozing zonder rioolstelsel, per werk of per as is een directe lozing. Dit is een lozing waarvoor soms een watervergunning nodig is.