Archief wijzigingswetgeving
Hier vindt u achtergrondinformatie over wijzigingswetgeving. Deze wijzigingswetten veranderen bestaande wet- en regelgeving. Hier kunt u informatie vinden over deze wetten, zoals kamerstukken.
Een riool is een voorziening voor inzameling en transport van afvalwater. Het gaat dan over het stelsel voor vuilwater. Er zijn andere stelsels, zoals hemelwater- of een (permanente) ontwateringsstelsel. Ook niet gemeentelijke rioolstelsels vallen onder de Wm. Bijvoorbeeld rioolstelsels in particulier beheer op een bedrijventerrein.
Volgens het internationale Ballastwaterverdrag moeten schepen een installatie hebben om ballastwater te zuiveren van uitheemse organismen. Ballastwater is water dat schepen gebruiken om stabiel te blijven als ze niet helemaal vol zijn.
Vooral in stedelijk gebied is lozen in bodem of oppervlaktewater niet altijd mogelijk. Overtollig schoon afvalwater, zoals afstromend hemelwater en grondwater voert men dan vaak af met een schoonwaterstelsel: hemelwater- of ontwateringsstelsel. Daarmee wordt het vuilwaterriool ontlast, overstorten voorkomen en de doelmatige werking van de zuivering niet belemmerd. Voorwaarde is wel dat het afstromend hemelwater niet afkomstig is van een bodembeschermende voorziening.
De lozing op een rioolwaterzuivering kan via een werk of per as of via een rioolstelsel. De lozing zonder rioolstelsel, per werk of per as is een directe lozing. Dit is een lozing waarvoor soms een watervergunning nodig is.
De systematiek van de Waterwet bepaalt dat direct lozen in het oppervlaktewater of direct op een zuiveringtechnisch werk vergunningplichtig is. (artikel 6.2 van de Waterwet). De vergunningplicht kan opgeheven worden door algemene regels. De nieuwe lozingenbesluiten zijn zulke algemene regels. De Besluiten maken een onderscheid in oppervlaktewateren die in verband met lozingen bijzondere bescherming behoeven, de kleinere wateren, en wateren waar dat niet het geval is, de grotere wateren. De laatste zijn de zogenaamde aangewezen wateren, opgesomd in bijlage 2 van de Regeling bij het Activiteitenbesluit.
In veel gevallen kan bij lozen in oppervlaktewater worden volstaan met een reguliere watervergunning. Deze vereist een kortere voorbereidingstijd dan de normale watervergunning. Zie bij Aanvraag en voorbereidingsprocedure watervergunning in dit Handboek.
Lozen op of in de bodem vooral geregeld met de drie lozingsbesluiten. De algemene voorwaarde van het besluit is dat de lozing op de bodem niet direct in het grondwater mag plaats vinden. Stoffen moeten eerst door de bodem en of de ondergrond kunnen sijpelen, voordat ze de kans krijgen in het grondwater terecht te komen.
Met dit pakket aan algemene regels is alleen nog voor een beperkt aantal lozingen vooraf toestemming van het bevoegd gezag nodig. Dit gaat in de vorm van of maatwerk op de algemene regels of een Waterwetvergunning. De watervergunning is alleen nodig als de lozing plaatsvind op het oppervlaktewater en deze lozing niet was geregeld in de algemene regel.
Bij het stellen van maatwerkvoorschriften is artikel 8.40, tweede en derde lid, Wm van toepassing. Kortweg betekent dit dat alleen maatwerkvoorschriften mogen worden gesteld in het belang van de bescherming van het milieu. Daarvan is de bescherming van de kwaliteit van het oppervlaktewater een onderdeel.
De zorgplicht voor de lozer staat genoemd in de verschillende besluiten. De exacte voorwaarden om te kunnen voldoen aan de zorgplicht staan niet als voorschriften in de besluiten, omdat er vele situaties denkbaar zijn waar deze eisen sterk overdreven zijn. Toch kan het bevoegd gezag de zorgplicht door het stellen van maatwerkvoorschriften praktisch maken. Maar zorgplicht kan ook met een handhavingsbeschikking worden ingevuld.
Concreet betekent de zorgplicht bijvoorbeeld dat een lozing:
- temperatuur niet hoger dan 30°C
- zuurgraad: 6,5 < pH < 10
- sulfaatconcentratie lager dan 300 milligram per liter
- geen brand- of explosiegevaar kan veroorzaken, of
- niet door een beerput, rottingsput of septictank is geleid.
De meeste lozingen worden geregeld met algemene regels op grond van drie AMvB's: het Activiteitenbesluit, het Besluit lozing afvalwater huishoudens en het Besluit lozen buiten inrichtingen. De systematiek van deze besluiten sluit naadloos op elkaar aan. Ze onderscheiden zich van elkaar met de doelgroep waarop ze gericht zijn.
Sulfaat was vroeger een probleem bij ziekenhuizen en bv prothesemakers bij het maken van gips. Bij prothesemakers is dat nu minder een probleem omdat vaker gewerkt wordt met harsen. Dat werkt nauwkeuriger.
Er is geen eis meer opgenomen voor sulfaat. In de praktijk kunnen situaties voorkomen waarbij de duur of de omvang van de lozing zo beperkt is dat van een belemmering van de doelmatige werking van de voorzieningen voor het beheer van afvalwater of nadelige gevolgen voor het oppervlaktewater geen sprake is. Ook niet wanneer bedrijfsafvalwater met een of meer van de genoemde kenmerken in een riolering wordt gebracht. Een voorbehandeling van het bedrijfsafvalwater zou in die situaties buitenproportioneel zijn. Als het voor de bescherming van het riool wel noodzakelijk is, kan het bevoegd gezag op grond van artikel 2.1 van het Activiteitenbesluit maatwerkvoorschriften stellen voor het lozen van sulfaat.
In het rioolstelsel kan onder anaërobe omstandigheden uit sulfaat zwavelzuur ontstaan. Dit zwavelzuur tast het beton aan waar het rioolstelsel van is gemaakt. Dit is de reden waarom eisen kunnen worden gesteld aan de lozing van sulfaat. Een gangbare norm voor sulfaat is 300 milligram per liter. Vooral oudere betonnen rioolstelsels kunnen door zwavelzuur danig aangetast worden.
Bij nieuwere rioolstelsels speelt dit probleem minder omdat het huidige beton waar rioolbuizen van gemaakt worden beter bestand is tegen zwavelzuuraantasting. Rioolbuizen met een levensduur langer dan 50 jaar zijn geen uitzondering. Als in het rioolstelsel geen beton is verwerkt speelt het probleem in het geheel niet. Hierbij is wel van belang dat ook aantasting op grote afstand van de lozing plaats kan vinden.
Het feit dat het rioolstelsel ter plaatse van de lozing bestand is tegen de sulfaatlozing wil niet zeggen dat de lozing ook toelaatbaar is. Dit met het oog op het gehele traject dat het afvalwater moet doorlopen tot de zuivering.
Als een bedrijf afvalwater wil lozen met sulfaat, is het zinvol om hierover overleg met het bevoegd gezag te hebben. Dit is nodig om zeker te zijn dat het belang van de bescherming van het milieu niet wordt geschaad. Als in een specifiek geval behoefte zou bestaan om voor het gehalte sulfaat een grens vast te leggen, kan het bevoegd gezag daartoe een maatwerkvoorschrift op grond van artikel 2.1 lid 3 stellen.
Zie voor meer informatie het Handboek Water: Systematiek algemene zorgplicht