Hoe om te gaan met het toevoegen van materiaal aan de bodem om de fysische eigenschappen van de bodem tijdelijk te verbeteren?

Vraag

Hoe om te gaan met het toevoegen van materiaal aan de bodem om de fysische eigenschappen van de bodem tijdelijk te verbeteren?

Antwoord

Stabilisaten betreffen producten waarin grond is vermengd met onder andere cement om de constructieve eigenschappen van de grond te verbeteren. Het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) is in generieke zin duidelijk over gestabiliseerde grond in relatie tot de definitie van grond. In de Nota van Toelichting van het Besluit bodemkwaliteit (Staatsblad 2007, Nr 469) staat aangegeven dat stabilisaten geen producten betreffen met een samenstelling in een verhouding en met een structuur zoals deze in de bodem van nature worden aangetroffen en dus (vormgegeven of niet-vormgegeven) bouwstoffen zijn. Voor stabilisaten geldt dus in principe het preventieve kader voor bouwstoffen.

Bindmiddelen

Bij het toevoegen van bindmiddelen aan grond kunnen zich situaties voordoen waarbij discussie kan ontstaan over het uiteindelijk product en de milieuhygiënische beoordeling. Het is aan het bevoegd gezag om bij interpretatiekwesties te bezien in hoe daar mee om te gaan. Het oogmerk van het toevoegen van het bindmiddel aan de bodem kan daarbij bepalend zijn.

Cement

Bij het injecteren van cement of andere toeslagstoffen in de bodem, waarbij de grond gestabiliseerd wordt en feitelijk permanent een bouwstof ontstaat, is het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) van toepassing. Het Bbk geeft aan dat voor het toepassen van een bouwstof een milieuhygiënische verklaring beschikbaar moet zijn en dat de bouwstof moet voldoen aan samenstellings- of emissiewaarden die staan vermeld in bijlage A van de Regeling bodemkwaliteit. Het moet dus gaan om een milieuhygiënische verklaring van de ontstane bouwstof (grond inclusief bindmiddelen), dus niet alleen van de toe te voegen bindmiddelen.

Kalk

Als geringe hoeveelheden kalk worden toegevoegd om de (löss)grond tijdelijk berijdbaar te maken, zoals bij de aanleg van tijdelijke bouwwegen over (landbouw)percelen in Limburg, wordt geen bouwstof gecreëerd en blijft de bodem gewoon bodem. De grondverbetering is niet duurzaam, na verloop van tijd zal de verharde laag (bijvoorbeeld door uitspoeling) weer losser worden en ook niet meer afzonderlijk te onderscheiden of te verwijderen zijn. Dit rechtvaardigt om deze situatie niet te zien als het maken van een bouwstof. De Limburgse werkgroep bouwstoffen en grondstromen (LWBG) heeft hierover een handzame notitie opgesteld.

Waterglas

Ook het toevoegen van waterglas aan grond doen zich situaties voor waarbij discussie is ontstaan over het uiteindelijk product en de milieuhygiënische beoordeling. Waterglas met harder is een product dat toegepast wordt in de bodem om waterdichte of stabiliserende lagen te realiseren. Een mengsel van waterglas en een harder wordt in de bodem geïnjecteerd. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in hardgel- en softgelwaterglas.

Softgel

Softgelwaterglas onderscheidt zich alleen qua concentratie van hardgelwaterglas, dat na verharding in de grond, beschouwd wordt als vormgegeven bouwstof (Brl 9339). In tegenstelling tot de hardgel verdwijnt de softgel binnen enkele jaren. De gestabiliseerde grond verliest dan zijn tijdelijke eigenschappen en wordt weer grond.

Softgel wordt bijvoorbeeld toegepast als waterkerende laag gedurende de constructie van een bouwwerk, zodat er gedurende de bouwtijd van bijvoorbeeld enkele maanden, geen water in de bouwput treedt. Na afloop verliest de softgel zijn functie en is niet meer in de bodem aan te treffen. De oorspronkelijke grond is weer grond. Dit rechtvaardigt om deze situatie niet te zien als het maken van een bouwstof. Maar vanuit de zorgplicht (art. 13 Wbb) moet wel aangetoond worden dat de softgel geen negatieve invloed heeft op de kwaliteit van de aanwezige bodem en grondwater. Het is aan het bevoegd gezag om te beoordelen of sprake is van een juiste invulling van de zorgplicht.