Waarmee dient rekening te worden gehouden bij het indelen van een partij bij een partijkeuring?

Vraag

Waarmee dient rekening te worden gehouden bij het indelen van een partij bij een partijkeuring?

Antwoord

In protocol 1001 (partijkeuring grond of baggerspecie) en de NEN 5740 (in-situ partijkeuring landbodem) zijn aanvullende criteria opgenomen wanneer een partij grond of baggerspecie mag worden aangemerkt als één partij.

In protocol 1001 staat in paragraaf 6.1.2 (partijdefinitie) het volgende:

'Bodem en waterbodem (in-situ) resp. grond en baggerspecie (depots - dus na ontgraving) mogen worden aangemerkt als één partij (tot een maximum van 10.000 ton), als:

  • sprake is van een eenduidige en gelijke textuur, bepaald overeenkomstig NEN 5706 en
  • sprake is van aaneengesloten percelen of depots en
  • de aangetroffen bijmengingen van de individuele partijen qua samenstelling en percentage, bepaald volgens protocol 2001, gelijk zijn en
  • sprake is van een gelijke milieuhygiënische kwaliteit (vastgesteld aan de hand van een indicatieve partijkeuring zoals bedoeld in BRL 9335 en BRL 7500, verkennend bodemonderzoek, bodemverwachtingenkaart (waterbodem), historisch bodemonderzoek en/of vastgestelde bodemkwaliteitskaart van gemeente of waterkwaliteitsbeheerder).'

Voor het hanteren van voornoemde criteria wordt verwezen naar bijlage 8 "Nota van toelichting in relatie tot partijdefinitie" van protocol 1001.

In het vooronderzoek wordt de herkomst van de partij vastgelegd door de adresgegevens van de locatie, de ligging (xy-coördinaten) en de laagdiepte (z-coördinaten) van de partij. Ook moet gecontroleerd wordt of de partij niet afkomstig is van een verdachte of ernstig verontreinigde locatie en op de mogelijke aanwezigheid van asbest of vluchtige verbindingen. De medewerking van de opdrachtgever c.q. eigenaar voor het aanleveren van gegevens over de herkomst van de ex-situ partij is hierbij van belang. Het verdient nadrukkelijk aanbeveling om gegevens over de herkomst van de partij in de rapportage te vermelden.

In-situ partijkeuring

Specifiek voor in-situ partijkeuringen staat in paragraaf 6.2.2 van protocol 1001 vermeld hoe de partij moet worden ingedeeld. Bij in-situ partijkeuringen kan de te ontgraven grond bestaan uit verschillende bodemlagen. De kwaliteit van de verschillende bodemlagen kan aanzienlijk verschillen. Voorafgaand aan een partijkeuring moet vooronderzoek naar textuur en bodemopbouw worden uitgevoerd (dit is een ander vooronderzoek dan het onderzoek naar mogelijke verontreinigingen in de grond). Dit kan onder andere uit enkele proefboringen bestaan. De rapportage van dit vooronderzoek moet bij het monsternemingsplan zijn gevoegd, of - als het direct voor de monsterneming gebeurt - aan het monsternemingsformulier worden toegevoegd. Bij de indeling moet dus rekening worden gehouden met eventuele bijmengingen (aanwezigheid puin, koolas etc.), verwachte verschillen in milieuhygiënische kwaliteit (bekende of mogelijk verontreinigde lagen mogen niet met onverdachte lagen worden gemengd) en de textuur van de grond (veen, zand, grind, klei, leem).

Ook in de NEN 5740 voor het uitvoeren van een in-situ partijkeuring van de bodem vermeld dat rekening gehouden moet worden met verschillende bodemlagen.

Waterbodemonderzoek

Voor (natte) waterbodems worden er vanwege baggertechnische beperkingen andere eisen aan het onderzoek voor de partijindeling gesteld, waardoor het accent wat meer kan komen te liggen op de gemiddelde kwaliteit van de bagger zoals deze uit het watersysteem of baggervak vrijkomt. In de NEN 5720 is met deze uitzondering rekening gehouden. In andere gevallen blijkt vaak uit onderzoek dat de waterbodem een sterk heterogene bodemopbouw heeft qua textuur en kwaliteit en is het niet mogelijk of zinvol om deeltrajecten separaat te ontgraven.