Moet bij gebruik van de bodemkwaliteitskaart als milieuhygiënische verklaring aanvullend op PFAS onderzocht worden?

Vraag

Moet bij gebruik van de bodemkwaliteitskaart als milieuhygiënische verklaring aanvullend op PFAS onderzocht worden?

Antwoord

Als de (water)bodemkwaliteitskaart gegevens bevat over PFAS, kan de (water)bodemkwaliteitskaart gebruikt worden als milieuhygiënische verklaring en is aanvullend onderzoek niet noodzakelijk.

Als de vastgestelde (water)bodemkwaliteitskaart nog geen data bevat over het voorkomen van PFAS, moet sinds 1 oktober 2019 bij een voorgenomen toepassing aanvullend onderzoek naar PFAS plaatsvinden. Dit moet voor grond gebeuren door middel van een in-situ (NEN 5740 of protocol 1001) of ex-situ partijkeuring (protocol 1001). Voor baggerspecie kan dit ook met een waterbodemonderzoek (NEN 5720).

Onderzoek naar PFAS is niet nodig in situaties waarbij op basis van vooronderzoek gemotiveerd kan worden dat de (water)bodem onverdacht is op het voorkomen van PFAS (bijvoorbeeld in geval van een diepere ongeroerde bodemlaag) of in situaties waarbij door middel van een verkennend onderzoek de verdenking op PFAS is verworpen (alle PFAS onder rapportagegrens van 0,1 ug/kg ds). In tegenstelling tot een verkennend waterbodemonderzoek volgens NEN 5720, zijn de meeste onderzoeksstrategieën uit een verkennend bodemonderzoek voor de landbodem volgens NEN 5740 niet geldig als milieuhygiënische verklaring voor het toepassen onder het Besluit bodemkwaliteit (zie artikel 4.3.4 van de Regeling bodemkwaliteit) . Dit werkt ook door voor PFAS.